Giambattista Basile. The Pentamerone, or The Story of Stories. John Edward Taylor, translator. London: David Bogue, 1850.

Het verhaal van de arme jongen Gagliuso en zijn kat
(mijn - enigszins vrije - vertaling van een Engelstalige versie van het Italiaanse origineel)

Er was eens in mijn dierbare stad Napels een oude man, die zo arm was als maar mogelijk was: hij was zo ellendig, zo mager, en met geen enkele penny op zak liep hij zo kaal rond als een vlo. En omdat hij op het punt stond de last van zijn leven van zich af te schudden riep hij zijn zonen, Oratiello en Pippo, bij zich, en zei tot hen, "Ik wordt nu door mijn schepper ter verantwoording geroepen, en geloof me, jullie christenen, dat ik met veel genoegen dit oord van narigheid zal verlaten, deze poel van ellende, maar dat ik jullie hier achterlaat, een stel armoedige knapen, zonder een draad aan jullie lijf, zo uitgemergeld als een versteende krent, met niet meer dan een vlieg met zijn pootjes kan dragen; zodat als jullie een honderd mijl zouden rennen, jullie geen penny zouden verliezen. Daar een ongelukkig lot me zo tot de bedelstaf heeft gebracht dat ik een hondenleven leidt, en zoals het is, zal ik in het Schrift genoteerd worden; want ik heb altijd, zoals jullie goed weten, gegaapt van de honger en zonder kaars me te rusten gelegd. Toch wil ik jullie, nu ik stervende ben, een aandenken geven. Wil jij, Oratiello, omdat jij mijn eerstgeborene bent, de zeef nemen die daarginds aan de muur hangt; daarmee kun jij je brood verdienen. En wil jij, mijn kleine knaap, de kat nemen. En gedenk jullie vader." Toen hij dit gezegd had begon hij te snikken en even later zie hij, "God zal jullie bijstaan, want het is nacht!"

Oratiello liet zijn vader vanuit de armenkas begraven, en pakte toen de zeef, en ging overal heen om er voor zijn levensonderhoud mee te zeven, en hoe meer hij zeefde, hoe meer hij verdiende. En Pippo zei, terwijl hij de kat meenam, "Zie nu toch wat een mooie erfenis mijn vader mij nagelaten heeft! Ik, die niet in staat ben om mezelf te onderhouden, moet nu voor twee voorzien. Wie ontving ooit zo'n miserabel erfgoed." Maar de kat, die deze weeklacht had gehoord, zei tot hem, "Je hebt nodeloos verdriet, en hebt meer geluk dan je denkt; maar je weet maar weinig van het grote fortuin dat voor je weggelegd is, en dat ik je rijk kan maken als je mij mijn gang laat gaan." Toen Pippo dit hoorde, dankte hij zijn poes, aaide haar rug drie of vier maal, en gaf van harte zijn toestemming. De kat, die medelijden had met de arme Gagliuso, ging iedere morgen, wanneer de Zon met de eerste lichtstraal op zijn gouden sikkel vist naar de schaduwen van de Nacht, naar de oever van de Chiaja of naar de Vis-rots, en na een flinke haring, of een mooie zonnevis* gevangen te hebben deed ze die in een zak, en bracht ze naar de koning, en zie, "Mijn heer Gagliuso, uw meest nederige dienaar, schenkt u deze vis met de grootste eerbied, een klein geschenk aan een grote heer." De koning met een verheugde uitdrukking op zijn gezicht zoals men dat toont als iemand een geschenk brengt, antwoordde de kat, "Vertel deze heer, die ik niet ken, dat ik hem hartelijk dank."

Een andere keer rende de kat naar de moerassen of de velden, en wanneer de jagers een merel, een snip of een leeuwerik hadden neergeschoten, pakte zij de buit weg en bood die aan de koning aan met dezelfde boodschap. Zij herhaalde dit kunstje keer op keer, totdat de koning op een morgen tegen haar zei, "Ik voel me oneindig verplicht aan deze heer Gagliuso, en verlang er naar hem te leren kennen, opdat ik iets terug kan doen voor zijn vriendelijkheid." En de kat antwoordde, "Het is de wens van mijn heer Gagliuso om zijn leven en bloed te geven voor uwe Majesteits welzijn, en morgenochtend, zodra de Zon zijn eerste lichtbundels laat zien, zal hij bij u zijn opwachting maken."

En toen de morgen kwam ging de kat naar de koning en zei tegen hem, "Sire, mijn heer Gagliuso kan niet komen en stuurt u zijn excuses; afgelopen nacht hebben enkele van zijn bedienden hem bestolen en zijn weggerend, en hebben zelf niet een hemd voor zijn lijf achtergelaten." Toen de koning dit hoorde, gaf hij meteen zijn bedienden opdracht uit zijn kledingkast een flinke hoeveelheid kleding en linnengoed te halen, en liet die naar Gagliuso brengen; en er waren nog geen twee uren verstreken of Gagliuso ging, begeleid door de kat, naar het paleis, alwaar hij duizend bedankjes kreeg van de koning, die hem plaats liet nemen naast zich en hem een geweldig feestmaal aanbood.

Terwijl zij aten, keerde Gagliuso zich zo nu en dan tot de kat en zei tegen haar, "Mijn lieve poes, bid er voor dat deze kledingstukken ons niet ontnomen worden." De kat antwoordde dan, "Stil, wees rustig; praat niet over dit soort zaken." Omdat de koning wilde weten wat er aan de hand was, vertelde de kat dat bij zijn meester een kleine citroen zeer in de smaak was gevallen, waarop de koning meteen uit zijn tuin een mandvol liet halen. Maar Gagliuso bleef doorgaan over de kleding, en de kat verzocht hem wederom zijn mond te houden. De koning vroeg opnieuw wat er aan de hand was, en de kat had opnieuw een excuus klaar voor de onbeleefdheid van Gagliuso.

Tenslotte, toen zij voldaan waren en over van alles en nog wat gekletst hadden, vertrok Gagliuso; en de kat bleef bij de koning, beschreef de waarde, en de genialiteit, en het verstand van Gagliuso, en vooral de uitgebreide goederen die hij bezat in het gebied van Rome en Lombardije en die hem een goede kandidaat maakten voor een huwelijk binnen de familie van een gekroonde koning. De koning vroeg daarop hoe groot zijn vermogen was, en de kat antwoordde, dat het voor niemand mogelijk was de goederen, de onroerende goederen en de huisraad van deze immens rijke man bij elkaar op te tellen, en zij zou bewijzen dat niemand ter wereld meer bezat dan hij.

De koning riep enkele vertrouwenspersonen bij zich en gaf hun de opdracht zich terdege van de waarheid te overtuigen; zij volgden dus de kat in zijn voetspoor, die, zodra zij de grens van het koninkrijk overschreden, zo nu en dan vooruit rende, onder het voorwendsel te zorgen voor verversingen onderweg; en zodra zij een schaapskudde, een groep koeien of paarden of varkens tegenkwam, tegen de hoeders of eigenaren zei, "Hé daar! pas op! er is een dievenbende onderweg om alles weg te halen. Als je aan hun waanzin wilt ontkomen, en wilt dat jullie bezit wordt gerespecteerd, zeg dan dat alles toebehoord aan heer Gagliuso, en jullie zal geen haar gekrenkt worden."

Zij vertelde hetzelfde bij alle boerderijen die zij op haar pad passeerde; zodat de mensen van de koning overal hetzelfde verhaal hoorden; want wat zij ook tegenkwamen was eigendom van de heer Gaglusio, zoals hun werd verteld. Ten slotte hadden zij er schoon genoeg van steeds weer opnieuw dezelfde vraag te stellen, gingen terug naar de koning en gaven hoog op van de rijkdom van heer Gagliuso. Nadat hij het verslag had aangehoord beloofde hij de kat een goede dronk als zij een echtverbintenis voor elkaar kon krijgen; en de kat, na enkele stevige onderhandelingen, stemde ten slotte toe in een huwelijk. Aldus gaf de koning aan Gaglusio zijn dochter en een grote bruidsschat. 

Aan het eind van de maand van feestelijkheden vertelde Gagliuso dat hij zijn bruid naar zijn landgoed wilde brengen. De koning bracht ze tot aan de grens, en Gagliuso ging naar Lombardije, waar hij, geadviseerd door de kat, zich een flinke hoeveelheid landgoederen verwierf, en een baron werd.

Gagliuso, bemerkende hoe enorm rijk hij was, dankte de kat, meer dan woorden konden uitdrukken, zeggende dat hij zijn leven en zijn grootsheid aan haar diensten dankte, en dat de slimheid van de kat hem meer had gebracht dan het verstand van zijn vader; daarom mocht zij over zijn leven en eigendom beschikken zoals zij wilde; en hij beloofde haar met de hand op zijn hart dat wanneer zij zou sterven, hopend dat dat niet voor een honderd jaar zou zijn, hij haar zou laten balsemen en in een gouden kist zou leggen, die in zijn eigen kamer zou laten plaatsen en dat hij haar altijd in zijn herinnering zou bewaren.

De kat luisterde naar deze overvloedige dankbetuigingen en na drie dagen deed zij alsof zij dood was en strekte zich uit in de tuin, en toen Gagliuso's vrouw haar zag, riep zij uit, "O, echtgenoot, wat een droevige rampspoed! de kat is dood!" — "Verdorie nog aan toe!" zei Gagliuso, "beter zij dan wij" — "Wat zullen we met haar doen?" vroeg zijn vrouw. — "Pak haar bij de poten," zie hij, "en gooi haar uit het raam."

De kat, die deze 'fraaie' beloning allerminst verwacht had, sprak, "is dit jouw antwoord op mijn hulp om jou uit je armoede te halen? Is dit de dank voor het feit dat ik jou bevrijd heb van de lompen die in flarden om je heen hingen? Is dit mijn beloning voor de goede kleren aan je lijf, en dat ik je goed heb gevoed toen je een uitgehongerde, miserabele schooier met alleen lappen om je voeten was? Maar dat is het lot van degene die de kop van de ezel wast. Ga heen, vervloekt zij alles wat ik voor je gedaan heb! Jij bent geen knip voor de neus waard. Een mooie gouden doodskist zou je voor me maken! een mooie begrafenis zou je me geven! Ga weg, wees dienstbaar, werk, zwoeg, zweet om deze beloning te verkrijgen! Ongelukkig is hij die een goede daad verricht in de verwachting daar iets voor terug te krijgen! De wijze wist het wel, 'hij die goed doet, niet altijd goed ontmoet'. Maar wie het meeste doet moet het minste verwachten: mooie woorden en slechte daden misleiden zowel wijzen als dwazen."

Nadat zij dit gezegd had gooide zij haar mantel om en ging haar eigen weg; en niets van alles wat Gagliuso ook maar probeerde vanuit opperste nederigheid om haar te sussen had enig effect: zij wilde niet omkeren, maar bleef voort rennen zonder ooit om te kijken, zeggende:

"De hemel bescherme ons voor een rijke die arm wordt
en voor een bedelaar die tot rijkdom komt."

* een goudgele vis die voorkomt in het Middellandse zeegebied

Als u deze pagina gevonden hebt op internet via een zoekterm dan is dit de link naar mijn website.

If you found this page via your search on internet than is this the link to my website.

go to my website